De Hoge Raad heeft op 19 juni 2020 beslist dat de ‘coronabetekening’ rechtsgeldig is. De KBvG had deze aangepaste wijze van betekening van exploten door gerechtsdeurwaarders direct na de uitbraak van COVID-19 en de richtlijnen van het RIVM aan haar leden geadviseerd.
Exploot ook in envelop
Voor de betekening van exploten geldt volgens de wet als hoofdregel dat het exploot wordt overhandigd aan de persoon voor wie het bestemd is, of een huisgenoot of andere persoon die zich aan het woonadres bevindt. Pas als dat ‘feitelijk onmogelijk’ blijkt, mag de deurwaarder een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan het woonadres van de geadresseerde achterlaten.
Door de Hoge Raad is nu bevestigd dat een gerechtsdeurwaarder een afschrift van een exploot nu ook in een gesloten envelop mag achterlaten aan het woonadres als overhandiging aan een persoon niet verantwoord is. De regeling geldt ook voor betekening van exploten aan een kantooradres. Het is aan de deurwaarder om in een concrete situatie in te schatten of betekening door overhandiging aan een persoon, gelet op de richtlijnen van het RIVM, verantwoord is. De Hoge Raad past daarmee de regeling toe die is opgenomen in de Verzamelspoedwet COVID-19.
Richtlijn
Conform de door de KBvG uitgevaardigde richtlijn nemen de gerechtsdeurwaarder bij de betekening de RIVM-richtlijnen in acht en zo nodig wordt het exploot in de brievenbus gelaten, zonder eerst te hoeven aanbellen.
Met terugwerkende kracht
Inmiddels is de regeling opgenomen in de Verzamelspoedwet COVID-19, die door het parlement is aangenomen en op 23 juni 2020 in werking is getreden. De regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 16 maart 2020 en blijft in beginsel tot 1 september 2020 van kracht. In artikel 1 van die wet is bepaald dat betekening volgens de hoofdregel, dus door overhandiging van het exploot aan een persoon, geldt als ‘feitelijk onmogelijk’ zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19.